ROTTERDAM – Vanwege de dood van Bram Peper herplaatsen we dit interview met hem uit 2011.
Racing Club Heemstede viert vandaag het honderdjarig bestaan. Eén van de gasten op de jubileumreceptie is Bram Peper, ex-burgemeester van Rotterdam en voormalig minister van Binnenlandse Zaken. In een vorig leven was hij een gevreesd goaltjesdief bij RCH, dat destijds in de eerste divisie van het betaalde voetbal speelde.
Een collega van zijn vader bij machinefabriek Stork vond kleine Bram een aardig voetballertje. Was het niet verstandiger als het twaalfjarige ventje naar een betere club ging? Met alle respect voor DSK, maar dat had een talentje toch niet veel te bieden? Bram was drie jaar eerder bij DSK gaan voetballen, omdat het lekker dicht in de buurt van zijn ouderlijk huis was in de Potgieterstraat in de Amsterdamse Buurt.
Lang hoefden Bram en zijn vader niet na te denken over het idee. „DSK was een ongeregeld zooitje”, herinnert de inmiddels zeventigjarige Peper zich. „We hadden een drassig veld aan de Oudeweg, dat vaak werd afgekeurd. En tijdens trainingen zat onze coach meer binnen dan buiten. Hij gaf ons een bal en we moesten het maar uitzoeken. Hij vond het veel leuker om in het clubhuis platen te draaien.”
Professioneler
Bij RCH ging het er in de jaren vijftig veel professioneler aan toe. De club had destijds een grote naam in het voetbal, getuige de landstitel die in 1953 werd veroverd. RCH was volgens Peper een gemêleerde club waar veel mensen zich thuis voelden. „EDO was een arbeidersclub, bij Haarlem zat de gegoede middenstand en HFC had een elitesignatuur. RCH zat tussen de lagere middenklasse en de bovenkant van de arbeidersklasse. Er kwam van alles.”
Het duurde niet lang of de veelscorende Peper had de coaches overtuigd van zijn kwaliteiten. Al op zijn zeventiende (in 1957) debuteerde hij in het eerste elftal. Onder de Engelse oefenmeester Leslie Talbot. „Dat was een heel goede trainer, een keiharde. We trainden altijd, of er nou ijs lag op het veld of een halve meter sneeuw. Ik ben wel eens komen schaatsen naar de club, moet je nagaan. Talbot sprak een mengeling van Nederlands en Engels. Ik had HBS-B gedaan en was volgens mij de enige die hem tijdens de bespreking op vrijdagavond goed kon verstaan. Dan riep-ie dingen als: You bloody klootzak, don’t pingel .”
Buitenbeentje
Peper was ’een beetje een buitenbeentje’ bij RCH. Hij studeerde, dat was uitzonderlijk in die tijd. Dat wisten de toeschouwers – gemiddeld zo’n vijfduizend bij thuisduels – ook. Als de midvoor naar hun oordeel te passief was in het veld werd er vaak naar verwezen. „Heb je weer gezopen, Peper?, schreeuwden ze. Blijkbaar associeerden ze studeren met zuipen.”
Peper had niet alleen een ander leven dan zijn teammaats maar ook andere interesses. Tijdens de lange treinreizen naar uitwedstrijden was iedereen aan het klaverjassen, behalve Peper. Die las een boek. Hij snapte zo weinig van het spel dat niemand hem nog als kaartmaat wilde. „Ik was een stoorzender met klaverjassen, omdat ik bij herhaling de verkeerde kaarten afgaf.”
Door zijn studie Sociale Wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam kon Peper maar één in plaats van twee keer per week trainen. Maar dat was voor Talbot geen probleem. Die kon de vele doelpunten van zijn lepe spits niet missen. „Ik oogde sloom in het veld en misleidde daarmee de achterhoede. Ik loerde op een kans en sloeg opeens toe. Ja, als een sluipmoordenaar. Ik scoorde ook nooit met een schitterend afstandschot, maar frommelde ze er altijd in. Een beetje zoals Gerd Müller later. Ik was technisch sterk en door mijn stevige lijf bijna niet van de bal te krijgen. Daarom scoorde ik niet alleen veel, maar legde de bal ook vaak klaar voor ploeggenoten. Assists noemen ze dat tegenwoordig. Nee, meeverdedigen deed ik niet. Ik had er ook de conditie niet voor. Ik ging efficiënt met m’n energie om.”
Ster van de ploeg was Loek Biesbrouck. De negentienvoudig international had met Oranje meegedaan aan de Olympische Spelen van Helsinki in 1952. In totaal voetbalde hij 21 jaar in het eerste elftal van RCH. Peper: „In het begin keek ik op tegen Biesbrouck, die negentien jaar ouder was dan ik. Hij was een voorbeeld voor de jeugd, een gentleman. Hij kon niet alleen heel goed voetballen, maar straalde ook een natuurlijk gezag uit.” Met de weduwe en de zoon van Biesbrouck onthulde Peper in juni 2006 – een half jaar na diens dood – zijn portret aan de gevel van het Kennemer Sportcenter.
Profcontract
Peper leerde naar eigen zeggen veel van Biesbrouck. Zo maakte hij hem duidelijk dat geestelijke onafhankelijkheid een groot goed is. Net als Biesbrouck weigerde Peper een profcontract te signeren. „Elk jaar kreeg ik van het bestuur in juni een brief of ik een contract wilde tekenen, maar dat deed ik niet. Ik wilde nooit afhankelijk zijn van een bestuur. Als ik een contract zou tekenen, kregen bestuursleden macht over me. Dan konden ze eisen dat ik vaker moest trainen. En daar had ik geen trek in. Ik vond m’n studie veel belangrijker, dat was de weg naar een andere toekomst.”
Na het vertrek van Leslie Talbot kreeg RCH de legendarische Haarlem-voetballer Kick Smit als trainer. „Ik had hem na de oorlog nog zien spelen, een verschrikkelijk goede voetballer. Maar als trainer was hij te aardig, niet hard genoeg. Hij had op de Krocht een inloopwinkel met kranten, daar ging ik vaak op maandagmorgen langs om de verslagen te lezen.”
Aan Pepers periode in het eerste elftal kwam een einde toen hij door de Noorse regering een studiebeurs kreeg aangeboden. Hij vertrok voor een jaar naar Scandinavië. Terug in Heemstede verloor hij onder de nieuwe trainer Tim van der Laan na één wedstrijd zijn basisplaats. „Daar krijg je spijt van”, voorspelde Peper. De spits kreeg gelijk, getuige de 25 goals die hij dat seizoen in het tweede elftal scoorde.
Burgemeester
Niet veel later vertrok Peper bij RCH. Hij speelde later nog voor het Amsterdamse AFC, het Rotterdamse VOC en Bloemendaal. Op zijn vijftigste stopte hij met voetbal. Hij was inmiddels burgemeester van Rotterdam en moest te vaak naar zijn zin afzeggen voor de zondagochtend.
Zijn passie voor voetbal bleek overigens ook uit zijn beleid als eerste burger. Zo speelde hij een belangrijke rol bij het financieren van de renovatie van De Kuip. Ook de andere twee Rotterdamse profclubs had hij graag geholpen. „Ik opperde destijds om voor Sparta en Excelsior één nieuw stadion aan de noordkant van de stad te bouwen. Maar daar ging de gemeenteraad niet mee akkoord, die was te verdeeld met sympathisanten van beide clubs.”
Tegenwoordig komt Peper nog geregeld bij Feyenoord. Gewoon als toeschouwer. Heeft hij geen behoefte de zwalkende grootmacht uit Rotterdam-Zuid bestuurlijk te helpen? „Ja hoor, maar ik ben nooit gevraagd. Anders had ik het serieus overwogen. Maar ik ga mezelf niet aanbieden.”
Peper heeft zijn voormalig RCH-ploeggenoten na zijn vertrek weinig meer gesproken. Maar hij twijfelde geen tel toen de uitnodiging voor de jubileumreceptie in zijn Rotterdamse appartement plofte. „Tuurlijk ga ik erheen. Ik bewaar uitstekende herinneringen aan RCH, het was in m’n jeugd een tweede huis. Ik heb er van mijn twaalfde tot en met m’n 25ste gevoetbald, da’s een lange periode. De club is een deel van m’n leven geworden.”
Bron: Haarlems Dagblad 22 aug 2022 – Memoriam